Overzicht baten en lasten
Maatschappelijke ondersteuning | R2020 | B2021 primitief | B2021 na wijziging | R2021 | Saldo |
---|---|---|---|---|---|
Lasten | 20.841 | 18.175 | 22.743 | 22.745 | -2 |
Baten | 258 | 242 | 369 | 741 | 372 |
Saldo baten en lasten | -20.584 | -17.933 | -22.374 | -22.004 | 370 |
Toevoegingen aan reserves | - | - | - | - | - |
Onttrekkingen aan reserves | - | - | - | - | - |
Saldo reserves | - | - | - | - | - |
Saldo | -20.584 | -17.933 | -22.374 | -22.004 | 370 |
Bedragen X € 1.000
Lasten
De hogere lasten worden veroorzaakt door over- en onderschrijdingen.
Hogere lasten door een verschuiving van beleid- en uitvoeringskosten binnen het programma Samenleven naar dit deelprogramma (ad. € 0,15 mln.). Beschikbare vacatureruimte binnen het programma Samenleven is afgewogen tegenover diverse actuele ontwikkelingen en prioriteiten om deze binnen het totale bestaande formatiebudget uit te kunnen voeren. De ontwikkelingen en prioriteiten vallen binnen dit deelprogramma. Zo is er extra ingezet op inhuur met betrekking tot de huisvesting van de Scouting, inzet adviseur corona, extra inhuur in relatie tot de nieuwe inkoop Jeugd en extra voorbereidende kosten voor het programma Datagedreven sturing.
Lagere lasten (ad. € 0,15 mln.) als bijdrage aan Duo+ voor doorontwikkeling sociaal domein. Niet alle onderwerpen konden worden opgepakt in 2021. Dit komt door de extra corona-werkzaamheden voor Duo+ en de benodigde voorbereidingstijd voor een zorgvuldige vormgeving van de integrale werkwijze en bijbehorende brede toegang. Een deel van de werkzaamheden loopt door naar 2022. Hiervoor wordt het restant van het incidenteel budget 2021 overgeheveld.
Lagere lasten Compenstieregeling Cultuur- Buurt en Dorpshuizen. In het gemeentefonds zijn middelen ontvangen voor compensatie van Cultuur- Buurt en Dorpshuizen als gevolg van corona. Hiertoe zijn in 2021 beleidsregels vastgesteld voor deze compensatie. Op basis van de aanvragen heeft er compensatie plaatsgevonden en resteert er nog een bedrag van € 0,1 mln. Omdat de verwachting is dat er ook voor 2022 compensatie nodig is, wordt dit restant bedrag overgeheveld naar 2022.
Lagere lasten koersplan (ad. € 0,10 mln.) omdat door corona bepaalde activiteiten niet of later gestart zijn. Zoals het proces om zowel bij beleid als uitvoering meer te gaan werken in lijn met de omgekeerde toets. Dit betreft incidentele middelen waarvan wordt voorgesteld dit restant over te hevelen naar 2022 voor de verdere uitvoering van de activiteiten.
Lagere lasten voor de compensatie vanuit het Rijk voor Sociaal en mentaal Welzijn en Leefstijl (ad. € 0,16 mln.). Er is in 2021 allereerst ingezet op afstemming met partners voor het opzetten van het programma in verband met een doelmatige inzet van de middelen die aansluiten bij de behoefte. Hierdoor loopt een deel van de activiteiten door naar 2022 waarvan wordt voorgesteld het restant over te hevelen naar 2022 voor de verdere uitvoering van de activiteiten.
Lagere lasten voor subsidieverstrekkingen (ad. € 0,10 mln.). De aanvragen en vaststellingen 2021 leiden tot een lagere subsidieverstrekking. Enerzijds door diverse kleinere voordelen vanwege lagere subsidieaanvragen en anderzijds diverse kleine voordelen door lagere subsidievaststellingen 2020 op basis van subsidieverantwoording.
Hogere lasten Volwasseneneducatie (ad. € 0,10 mln.). Begin november is door de gemeente Amsterdam aangegeven dat er voor volwasseneducatie een bijdrage wordt ontvangen. Dit bedrag is volledig ingezet voor Taalhuis Uithoorn.
Hogere lasten WMO maatwerkvoorzieningen (ad. € 0,24 mln.). De per saldo hogere lasten worden veroorzaakt doordat er in de laatste 3 maanden veel dure woonvoorzieningen zijn verstrekt. Denk bijvoorbeeld aan woonhuisliften.Deze uitgaven zijn gezien het incidentele karakter vooraf nauwelijks in te schatten. Verder is het aantal clienten dat huishoudelijke hulp nodig heeft verder gestegen dan eerder werd aangenomen. Daarnaast zijn er nog meerkosten als gevolg van corona en inkoop- en aanbesteding. Tegenover de hogere kosten staat ook een eenmalige teruggave als gevolg van een btw toevoeging voor Wmo individueel vervoer.
Hogere lasten Specialistische jeugdhulp (ad. € 0,14 mln.)
Ook in de tweede helft van 2021 bleef de instroom in de jeugdhulp hoger dan de uitstroom en is zwaardere hulpverlening met bijbehorende kosten meer nodig dan voorheen. Voor deze trends zien we twee belangrijke algemene verklaringen:
1. effecten van continuering (strenge) lockdowns met beperkende maatregelen; het is duidelijk hoe kwetsbaar sommige gezinnen en jongeren zijn als onderdelen uit hun systeem wegvallen of niet optimaal kunnen functioneren. Zoals onderwijs, bewegingsvrijheid en sociale contacten. Dat zien we ook door nieuwe groepen die (meer) in beeld komen bij externe verwijzers en de gemeente zoals oudere tieners en toenemende crisisvragen, zoals dwangvoeding bij eetstoornissen, dreigende suïcides en situaties waarin een combinatie van pleegzorg en thuisonderwijs te belastend blijkt en meer hulp ingezet moet worden;
2. deze effecten worden versterkt door landelijk beleid dat bijdraagt aan een toenemend beroep op jeugdhulp. Zo is er een hoge drempel voor een beroep op de Wet Langdurige Zorg. De toegang bij de gemeenten voor hulp op basis van de Jeugdwet is juist ruim geformuleerd. Ook kan er voor de Jeugdwet geen eigen bijdrage worden gevraagd, in tegenstelling tot andere voorzieningen. Deze trend van oplopende jeugdhulpkosten is overigens niet uniek. Ook in andere gemeenten is hier sprake van. Dit bevestigt het zorgelijke beeld uit onderzoeken en de media over hoe de jeugd te lijden heeft onder de gevolgen van corona.
Daarnaast is een aantal meer specifieke verklaringen te noemen die maken dat de kosten voor jeugdhulp hoger uitvallen dan voorzien bij het opstellen van de 2e Turap (medio 2021):
medio 2021 was de inschatting dat, mede als gevolg van de hogere vaccinatiegraad en ingestelde versoepelingen, de uitstroom en instroom in de jeugdhulp meer in balans zouden komen. In de praktijk bleek dat opnieuw strenge maatregelen inclusief een lockdown en schoolsluitingen nodig waren en mede daardoor per saldo de instroom hoger bleef dan de uitstroom;
er is nog steeds meer vraag naar crisisplekken en verblijf. Een factor die daar een rol in speelt is de aanhoudende wachtlijsten voor de volwassenen GGZ waardoor een ouder/ouders niet op tijd de juiste hulp krijgen en er veiligheidsissues ontstaan waardoor jeugdigen in verblijf geplaatst moeten worden. Dit is de duurste vorm van zorg;
voor behandeling en verblijf zijn er wachtlijsten bij de ingekochte jeugdhulp aanbieders. Onder meer als gevolg van personeelstekorten, waardoor problematiek verergert en zwaardere zorg ingezet moet worden wanneer de zorg eenmaal kan starten. In sommige gevallen ontstaan crisissituaties waardoor er direct verblijf ingezet moet worden;
Verder zijn er, ondanks gesprekken met aanbieders, nog afrekeningen binnengekomen met betrekking tot het voorgaande jaar die conform de Jeugdwet wel betaald moeten worden;
een nieuwe trend die in het laatste kwartaal zichtbaar werd is dat de wachtlijsten bij de ingekochte jeugdhulp aanbieders ook een effect hebben op de NIA's (Niet Ingekocht Aanbod). Er is een toename van het aantal aangegane verplichtingen en een hogere uitnutting hiervan dan eerder in de prognose was aangenomen. Bij de NIA aanbieders zijn er doorgaans minder lange wachtlijsten of soms geen wachtlijsten waardoor er steeds vaker gekozen wordt voor een NIA traject om zwaardere zorg of crisis te voorkomen.
Baten
De hogere baten worden veroorzaakt door diverse extra inkomsten.
Hogere baten (ad. € 0,18 mln.) als gevolg van specifieke uitkeringen van het Rijk in het kader van de Toeslagenaffaire. De diverse uitvoeringskosten en verstrekkingen maken onderdeel uit van het deelprogramma Werk en inkomen en dit deelprogramma. De baten dienen verantwoord te worden binnen het taakveld 6.2 van het BBV (Wijkteams) dat onderdeel uitmaakt van dit deelprogramma.
Hogere baten voor de eigen bijdrage WMO (ad. € 0,04 mln.). Hier tegenover staan hogere WMO uitgaven.
Hogere baten (ad. € 0,10 mln.) als gevolg van een bijdrage uit Amsterdam voor Volwasseneneducatie. Hier tegenover staat aan de lastenkant eenzelfde bedrag aan hogere uitgaven.
Hogere baten aan vergoeding vanuit het UWV (ad. € 0,05 mln.). Hier tegenover staan aan de lastenkant hogere kosten voor tijdelijke inhuur.